2 Is de prenatale diagnostiek moreel geoorloofd?
Wanneer de prenatale diagnostiek het leven en de integriteit van het embryo en de menselijke oetus eerbiedigt en gericht is op de bescherming of individuele genezing ervan, is het antwoord bevestigend.
De prenatale diagnostiek kan namelijk de toestand van het embryo en de foetus doen blijken, wanneer deze nog in de schoot van de moeder zijn; ze stelt in staat tot een vroegtijdiger en doeltreffender therapeutische, medische of chirurgische ingreep, of bedoelt erin te voorzien.
Deze diagnostiek is geoorloofd, wanneer de toegepaste methoden, met de instemming van de behoorlijk ingelichte ouders, het leven en de integriteit van het embryo en zijn moeder waarborgen, zonder hen aan onevenredige risico’s bloot te stellen. (27) Maar ze is ernstig in strijd met de morele wet, wanneer ze naargelang de resultaten, de mogelijkheid overweegt een abortus op te wekken: een diagnostiek die het bestaan van een misvorming of van een erfelijke ziekte aantoont, mag niet gelijk staan aan een doodvonnis. Daarom zou de vrouw die de diagnose vraagt met de uitgesproken bedoeling tot abortus over te gaan in geval de uitslag het bestaan van een misvorming of afwijking bevestigt, een ernstig ongeoorloofde daad begaan. Eveneens zouden de echtgenoot of ouders of ieder ander in strijd met de moraal handelen, wanneer zij de diagnose aan de vrouw in verwachting zouden aanraden of opdringen met dezelfde bedoeling eventueel tot een abortus te komen. Evenzo zou de specialist verantwoordelijk zijn voor de ongeoorloofde medewerking, die bij het uitvoeren van de diagnose en het meedelen van de uitslag ervan opzettelijk zou bijdragen het verband tussen prenatale diagnose en abortus vast te stellen of te bevorderen.
Tenslotte moet als een schending van het recht op het leven ten aanzien van het ongeboren leven en als een aanslag op de oorspronkelijke rechten en plichten van de echtgenoten, een richtlijn of programma van de burgerlijke overheden en gezondheidsorganisaties of wetenschappelijke organisaties worden veroordeeld, die op enigerlei wijze het verband tussen prenatale diagnose en abortus bevorderen of de vrouw in verwachting rechtstreeks ertoe brengen zich aan een prenatale diagnose te onderwerpen met de vooropgezette bedoeling foetussen die door misvormingen of erfelijke ziekten zijn aangetast of deze overbrengen te verwijderen.
3 Zijn therapeutisch ingrepen op het menselijk embryo geoorloofd?
Zoals bij iedere medische ingreep op patiënten, moeten de ingrepen op het menselijk embryo als geoorloofd worden beschouwd op voorwaarde, dat ze het leven en de integriteit van het embryo respecteren, geen onevenredige risico’s ervoor meebrengen, maar de genezing, de verbetering van de gezondheidstoestand of individuele overleving ten doel hebben.
Van welke aard de medische, chirurgische of andere soort therapie ook is, steeds is de vrije instemming en voorlichting van de ouders vereist, overeenkomstig de regels van de beroepsethiek, welke in geval van kinderen zijn voorzien. De toepassing van dit morele beginsel kan delicate en bijzondere voorzorgsmaatregelen eisen voor het leven van embryo’s of foetussen. De rechtmatigheid en de criteria voor dergelijke ingrepen zijn duidelijk uitgesproken door Johannes Paulus II: ‘Een strict therapeutische ingreep welke zich de genezing van verschillende ziekten ten doel stelt, zoals die welke verband houden met chromosomengebreken, zal in beginsel als gewenst worden beschouwd, op voorwaarde dat ze naar de werkelijke bevordering van het persoonlijk welzijn van de mens streeft zonder zijn integriteit te benadelen of zijn levensvoorwaarden te schaden. Een dergelijke ingreep ligt namelijk in de logica van de christelijke moraaltraditie’. (28)
4 Hoe dienen het onderzoek en de experimenten* op menselijke embryo’s en foetussen moreel te worden beoordeeld?
Het medisch onderzoek moet zich onthouden van ingrepen op levende embryo’s, behalve wanneer de morele zekerheid bestaat dat noch aan het leven noch aan de integriteit van het ongeboren leven en de moeder schade wordt toegebracht, en op voorwaarde dat de ouders na behoorlijke informatie hun vrije instemming hebben gegeven voor de ingreep op het embryo. Daaruit volgt, dat elk onderzoek, ook indien het wordt beperkt tot de loutere observatie van het embryo, ongeoorloofd zou worden, wanneer het vanwege de toegepaste methoden of bijwerkingen een gevaar zou inhouden voor de lichamelijke integriteit of het leven van het embryo.
Ten aanzien van de experimenten moet, vooropgesteld het algemene onderscheid tussen die met een niet rechtstreeks therapeutisch doel en die welke duidelijk therapeutisch zijn voor het subject zelf, in het onderhavige geval ook onderscheid worden gemaakt tussen experimenten uitgevoerd op nog levende embryo’s en experimenten uitgevoerd op dode embryo’s. Wanneer deze levend zijn, levensvatbaar of niet, moeten ze evenals alle menselijke personen worden gerespecteerd; het niet rechtstreeks therapeutisch experiment op embryo’s is ongeoorloofd (29).
Geen enkel, ook op zichzelf edel doel zoals de verwachting van een nut voor de wetenschap, voor andere menselijke wezens of voor de samenleving, kan op enigerlei wijze het experiment rechtvaardigen op levende menselijke embryo’s of foetussen, levensvatbare of niet, in de moederschoot of er buiten. De toestemming na behoorlijke informatie, welke voor het klinische experiment op volwassenen normaal is vereist, kan niet door de ouders worden gegeven, die noch over de lichamelijke integriteit noch over het leven van het ongeboren kind kunnen beschikken. Anderzijds brengt het experimenteren met embryo’s of foetussen altijd het gevaar mee, zelfs meestal de zekere verwachting, van schade voor hun lichamelijke integriteit of rechtstreeks van hun dood.
Het menselijk embryo of de menselijke foetus als voorwerp of middel van een experiment gebruiken betekent een misdrijf tegenover hun waardigheid als menselijke wezens, die recht hebben op hetzelfde respect dat verschuldigd is aan reeds geboren kinderen en aan iedere menselijke persoon. Het door de Heilige Stoel gepubliceerde Handvest van de rechten van het gezin verklaart: ‘De eerbied voor de waardigheid van het menselijk leven sluit elke experimentele manipulatie of misbruiken van het menselijk embryo uit.’ (30) De praktijk menselijke embryo’s voor experimentele of commerciële doeleinden in vivo of in vitro in leven te houden is totaal in strijd met de menselijke waardigheid.
In geval van ondubbelzinnige therapeutische experimenten, wanneer het namelijk gaat om een toegepaste experimentele therapie tot welzijn van het embryo zelf om in een uiterste poging het leven ervan te redden, en bij gebrek aan andere geldige therapieën, kan het geoorloofd zijn zijn toevlucht te nemen tot geneesmiddelen of tot nog niet geheel en al uitgeprobeerde methoden. (31)
De lijken van menselijke embryo’s of foetussen, opzettelijk geaborteerd of niet, moeten worden gerespecteerd als de stoffelijke resten van andere menselijke wezens.
Zij mogen vooral niet het voorwerp worden van verminkingen of lijkschouwingen, wanneer hun dood niet is vastgesteld en zonder de toestemming van de ouders of de moeder. Bovendien moet altijd de morele eis gehandhaafd blijven, dat er geen medeplichtigheid aan opzettelijke abortus heeft plaats gehad en dat het gevaar voor ergernis wordt vermeden. Ook in geval van gestorven foetussen moet, zoals bij lijken van volwassen personen, elke commerciële praktijk voor ongeoorloofd worden gehouden en worden verboden.
* Daar de termen ‘onderzoek’ en ‘experiment (proefneming)’ dikwijls gelijkwaardig en dubbelzinnig worden gebruikt, lijkt het nodig de betekenis welke daaraan in dit document wordt toegekend, nauwkeurig te omschrijven.
1) Met onderzoek wordt elke inductieve-deductieve methode bedoeld om de stelselmatige waarneming te bevorderen van een bepaald verschijnsel op menselijk gebied of een hypothese uit eerdere waarnemingen te toetsen.
2) Met experiment wordt elk onderzoek bedoeld, waarbij het menselijk wezen (in de verschillende bestaansstadia: embryo, foetus, kind of volwassene) het voorwerp vormt, waardoor of waarop men de momenteel onbekende of nog niet voldoende bekende uitwerking bedoelt te toetsen van een bepaalde (bijvoorbeeld farmacologische, teratogene, chirurgische, enz.) behandeling.