Humanae vitae: een halve eeuw steen des aanstoots of een profetisch document?

door kardinaal dr. W.J. Eijk

Op 25 juli 1968 publiceerde Paus Paulus VI zijn encycliek Humanae vitae. Tegen de verwachtingen in hield hij daarin vast aan de rooms-katholieke traditie die contraceptie altijd resoluut heeft afgewezen als een middel tot geboorteregeling. Dat heeft hij geweten. Zowel de niet-katholieke als de katholieke media vielen over hem heen. Ik zie mijn doopsgezinde vader nog diep verontwaardigd met de krant bij de haard staan. Hij las het Parool waarin de encycliek betiteld was als een “liefdeloos stuk.” Mijn vader was het daar volkomen mee eens. Maar die verontwaardiging bestond evenzeer onder katholieken.

Ook elders in de westerse wereld werd woedend gereageerd. Hele Bisschoppenconferenties keerden zich tegen de encycliek. Ook veel priesters en de meerderheid van de leken deed dat. Paulus VI was daarna zo geïntimideerd dat hij sindsdien nooit meer een encycliek heeft gepubliceerd. Overigens verscheen desalniettemin later van zijn hand nog een aantal belangrijke documenten, waaronder de apostolische exhortatie Evangelii nuntiandi (8 december 1975) over de katholieke evangelisatie in de huidige wereld. [1Paulus VI, “Apostolische exhortatie Evangelii nuntiandi (8 december 1975)”, in AAS 68 (1975), pp 5-76.]

Zo’n halve eeuw na de publicatie van de encycliek is het stof opgetrokken. Decennia lang gold Paulus VI als een wat vergeten Paus, ingeklemd tussen grote pausen als Pius XII, Johannes XIII en Johannes Paulus II. Langzamerhand valt er echter in bredere kring ook waardering voor Paus Paulus VI te constateren: hij wordt in zekere zin wel gezien als een martelaar, die onder moeilijke omstandigheden het Tweede Vaticaans Concilie heeft afgesloten en de besluiten ervan heeft moeten doorvoeren. Met name zijn inspanningen om – onder heftige tegenstand van ‘links en rechts’ – de liturgiehervorming, waartoe het Concilie besloten had, tot stand te brengen, dwingen respect af.

Toen hij op 19 oktober 2014 bij gelegenheid van de afsluiting van de eerste twee door Paus Franciscus geïnitieerde bisschoppensynodes over het gezin zalig werd verklaard, klonk die waardering ook door. Eveneens is in de loop der jaren zijn encycliek Humanae vitae steeds meer erkend als een in feite profetisch document. Maar waren profetische uitspraken van de oudtestamentische profeten, niet in het minst die van de laatste uit de reeks – Johannes de Doper – en ook de apostelen zeker in hun tijd ook geen ‘stenen des aanstoots’? [2De uitdrukking ‘steen des aanstoots’verwijst in de heilige Schrift op de eerste plaats naar de Messias, Jezus Christus, vgl. Jes. 8, 14; Rom. 9, 32-33.] En gold dat ook niet de uitspraken van Jezus en die van Zijn apostelen? En dat zijn ze in een aantal kringen nog steeds.

De voorgeschiedenis
De discussie over de geboorteregeling mag dan nieuw zijn geweest onder Rooms-Katholieken in de eerste helft van de jaren ’60 van de vorige eeuw, daarbuiten bestond er al een debat over sinds het einde van de achttiende eeuw. De Britse demograaf, econoom en anglicaans predikant Thomas Malthus (1766-1834), vanaf 1805 hoogleraar economie in Cambridge, constateerde dat de groei van de voedselproductie achterbleef bij de zeer snelle bevolkingsgroei in zijn tijd. Zijn voorstel om tussen beide evenwicht te scheppen was de toepassing van geboortecontrole, maar dan niet door middel van contraceptie. Een positief middel voor de geboortecontrole was voor hem dat mensen later met elkaar in het huwelijk zouden treden, op een moment dat ze financieel in staat waren een gezin te onderhouden. Daardoor zouden ze in het algemeen ook minder kinderen krijgen. Vóór het huwelijk moesten ze dan strikt celibatair leven. Hij pleitte voor educatie om dat te bereiken. Tevens zag hij in een verbetering van de leefomstandigheden van de lagere klassen daartoe een middel, omdat de algemene ervaring leerde dat mensen bij verbetering daarvan later in het huwelijk traden, beter in staat waren om zich seksueel te beheersen en daardoor minder kinderen kregen.

Het neomalthusianisme dat in het tweede kwart van de negentiende eeuw opkwam, probeerde de ideeën van Malthus voor de vermindering van het geboortegetal in praktijk te brengen, maar propageerde – in tegenstelling tot Malthus zelf – daarvoor ook het gebruik van contraceptie. Een belangrijke vertegenwoordiger van deze beweging in Nederland was Jan Rutgers, geboren in 1850, aanvankelijk predikant, maar later arts. Als medicus promootte hij anticonceptie, die hij zag als element van bevrijding van de moderne mens van een onnatuurlijke moraal. Eind negentiende eeuw begon hij spreekuren te houden speciaal om voorlichting te geven over contraceptie, evenals de eerste vrouwelijke arts in Nederland, Aletta Jacobs, al deed in de jaren tachtig van de negentiende eeuw in de Amsterdamse Jordaan. Hij pleitte voor een baringsverbod voor mensen die onder zeer behoeftige omstandigheden leefden. Geboortebeperking zag hij ook als middel om het menselijk ras te verbeteren en medisch-hygiënische en culturele vooruitgang te realiseren. In zijn tijd bestond er een sterke tendens armoede, drankzucht en misdadig of ander asociaal gedrag te zien als gevolgen van een ongunstige erfelijke aanleg. Hij wees overigens de toepassing van contraceptie voor egoïstische doeleinden af, evenals de toepassing ervan buiten het huwelijk.

Onder met name Hervomden won contraceptie vanaf het einde van de negentiende eeuw ruim veld en werden de gezinnen rap kleiner. De Anglicaanse Kerk was het eerste kerkgenootschap dat officieel een opening bood voor het gebruik van contraceptie. De Anglicaanse bisschoppen verklaarden op de Lambeth Conference van 1930 dat totale onthouding van seksuele gemeenschap het eerste middel was tot geboortecontrole. Daarnaast achtten zij echter het gebruik van contraceptie geoorloofd, als er een duidelijke morele verplichting werd gevoeld om de gezinsgrootte te beperken en er een moreel gezonde reden was om totale onthouding van seksueel verkeer te vermijden.

Paus Pius XI reageerde nog op oudejaarsdag van datzelfde jaar in zijn encycliek Casti Connubii. Hierin verklaarde hij dat het opzettelijk beroven van de huwelijksdaad van haar vruchtbaarheid tegen Gods wet en de morele natuurwet ingaat (nr. 55). In dezelfde zin liet Pius XII zich uit, speciaal in een toespraak in 1958 naar aanleiding van de introductie van de hormonale contraconceptie. Volgens Johannes XXIII moest een overbevolking van de wereld niet met ongeoorloofde middelen worden voorkomen. Het was onder Johannes XXII dat de ‘Pauselijke Commissie voor de controle van de bevolking en de geboorten’ werd ingesteld. Aanvankelijk bestond die uit zes personen, maar zijn opvolger Paulus VI zou haar geleidelijk uitbreiden tot 75 leden. Opdracht van de commissie was het vraagstuk van de geboortebeperking te onderzoeken.

De Katholieke gezinnen bleven tot het einde van de jaren vijftig onveranderd groot, doordat Katholieken trouw bleven aan de Traditie en de leer van hun Kerk inzake contraceptie. Het percentage rooms-katholieke Nederlanders steeg in de jaren ’50tot boven de 40%. De beschikbaarheid van de hormonale anticonceptiepil zou daar echter snel verandering in brengen. Veel priesters die door Katholieken werden geconsulteerd over geboorteregeling, verkeerden begin jaren ’60 in verwarring. De berichtgeving over het Concilie in de media wekte overtrokken verwachtingen betreffende aanpassingen van de kerkelijke leer die het Concilie zou brengen.

Deze verwarring werd er bepaald niet minder om door een televisietoespraak die Mgr. Bekkers, de toenmalige bisschop van Den Bosch, hield in het actualiteitenprogramma van de KRO Brandpunt op zaterdagavond 21 maart 1963. Hierin stelde hij dat een beslissing tot gezinsuitbreiding voor ouderparen een ‘gewetenszaak’ is, “waarin niemand treden mag,” ook niet de priester. Het moest dan wel gaan om een goed gevormd geweten, zo voegde hij er later aan toe vanwege de kritiek van andere bisschoppen, onder wie kardinaal Alfrink, met wie hij tevoren over deze kwestie geen overleg had gevoerd. Veel katholieken zagen in deze TV-toespraak een rechtvaardiging voor het gebruik van de pil die toen net op de markt was gekomen: of het gebruik ervan moreel geoorloofd was, zou het echtpaar zelf in geweten moeten uitmaken.

image_pdfimage_print