2. Het tweede aspect van uw apostolaat is de ijver in het verdedigen van de waarde en de onschendbaarheid van het menselijk leven
De waarde van het menselijk leven
De wereld van onze dagen heeft er dringend behoefte aan hiervan overtuigd te worden door het drievoudig getuigenis van het verstand, het hart en de feiten. Uw beroep stelt u in staat dit getuigenis te geven en maakt het u tot plicht. Soms is het een enkel woord te juister tijd en met tact gesproken tot de moeder of de vader. Vaker nog oefent heel uw gedrag en het overtuigde van uw optreden een bescheiden en stille invloed op hen uit. Beter dan anderen kunt gij weten en naar waarde schatten, wat het menselijk leven is in zichzelf en wat het betekent voor het gezond verstand, voor uw geweten, voor de maatschappij, voor de Kerk en bovenal in het oog van God. Al het andere op aarde heeft de Heer gemaakt voor de mens; en de mens zelf is, wat zijn bestaan en wezen betreft, geschapen voor God en niet voor enig schepsel, ofschoon hij, wat zijn handelen aangaat, verplichtingen heeft ook jegens de gemeenschap. Welnu, het kind, ook het nog ongeboren kind, is “mens” in gelijke mate en op gelijke titel als de moeder.
De onschendbaarheid van het menselijk leven
Bovendien heeft elk menselijk wezen, ook het kind in de moederschoot, zijn recht op het leven onmiddellijk van God, niet van de ouders, evenmin van enig menselijke gemeenschap of van enig menselijk gezag. Daarom kan geen enkele mens, geen enkel menselijk gezag, geen enkele wetenschap, geen enkele medische, eugenetische, sociale, economische of zedelijke “indicatie” een geldige rechtstitel aanvoeren of geven voor een rechtstreeks vrijwillig beschikken over het menselijk leven van een onschuldige, d.w.z. een beschikken, dat gericht is op de vernietiging van dit leven, hetzij als doel, hetzij als middel tot een ander doel, al is dit doel op zich misschien niet ongeoorloofd. Zo is bijv. de redding van het leven van de moeder een zeer verheven doel, maar het rechtstreeks doden van het kind als middel tot dit doel is niet geoorloofd. Het rechtstreeks vernietigen van het zg. “nutteloze leven”, geboren of nog niet geboren, zoals dit enkele jaren geleden op grote schaal werd gepraktiseerd, laat zich op geen enkele wijze rechtvaardigen. Daarom heeft de Kerk, toen men met deze praktijk begon, uitdrukkelijk verklaard, dat het doden, ook als dit gebeurt op.last van het staatsgezag, van degenen, die hoewel onschuldig, toch door fysieke of psychische gebreken geen nut hebben voor het volk, maar er veeleer een last voor zijn, in strijd is met het natuurrecht en het positief goddelijk recht en dus ongeoorloofd. (3) Het leven van een onschuldige is onschendbaar en elke rechtstreekse aanslag of aanval daarop schendt een van de fundamentele wetten, zonder welke een veilige menselijke samenleving niet mogelijk is. Wij hoeven u niet in bijzonderheden te onderrichten omtrent de betekenis van deze fundamentele wet en de draagwijdte er van in uw beroep. Maar vergeet niet: boven iedere menselijke wet, boven iedere “indicatie” staat onvergankelijk de wet van God.
Eerbied wekken voor het leven en het, zo nodig, verdedigen
Uw beroepsapostolaat legt u de plicht op om de kennis van en de achting en eerbied voor het menselijk leven, waarmee gij door uw christelijke overtuiging bezield zijt, ook aan anderen mee, te delen; om het zo nodig moedig te verdedigen en om, wanneer het noodzakelijk en in uw vermogen is, het onbeschermde nog verborgen leven van het kind te beschermen, steunend op de kracht van het goddelijk gebod: “non occides”: gij zult niet doden. (4) Deze taak van verdediging is soms de meest noodzakelijke en dringende; toch is zij niet het edelste en belangrijkste deel van uw zending; want deze is niet louter negatief, maar vooral opbouwend en heeft tot doel te bevorderen, te bouwen en te versterken.
Het kind is een geschenk van God
Stort in de geest en het hart van moeder en vader waardering, verlangen, vreugde, liefdevol aanvaarden van het kind vanaf zijn eerste schreien. Het kind, gevormd in de moederschoot, is een geschenk van God, (5) die de zorg er voor toevertrouwt aan de ouders. Hoe fijngevoelig, hoe bekoorlijk schildert de H. Schrift de lieftallige kinderschaar, verenigd rondom de tafel van hun vader! Zij zijn de beloning van de rechtvaardige, gelijk onvruchtbaarheid dikwijls een straf is voor de zondaar. Luistert naar het woord van God in de onovertroffen poëzie van de psalm: “Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen in uw woning, uw kinderen als twijgen van een olijf rondom uw tafel. Zie hoe de mens, die God vreest, wordt gezegend!” (6) Van de zondaar daarentegen staat geschreven: “Uw nakomelingschap worde tot vernietiging gedoemd, in het eerstvolgend geslacht worde zelfs de naam er van uitgedelgd.” (7)
De aanvaarding van het kind door de vader
Haast u, zoals reeds de oude Romeinen deden, het kind na zijn geboorte in de armen van zijn vader te leggen, maar dan in een onvergelijkelijk verhevener geest: bij hen was het de bevestiging van het vaderschap en van het gezag, dat daaruit voortvloeit; hier is het een blijk van dankbaarheid jegens de Schepper, het afsmeken van Gods zegen, het op zich nemen van de plicht om met liefdevolle toewijding de taak te vervullen, die God hem heeft toevertrouwd. Als de Heer de trouwe dienaar prijst en beloont, omdat hij vijf talenten rente liet opbrengen, (8) welk een lof, welk een beloning bestemt Hij dan niet voor de vader, die het hem toevertrouwde menselijk leven voor Hem bewaart en grootbrengt, het menselijk leven, dat al het goud en zilver van de wereld overtreft?
Wat het kind betekent voor de moeder
Uw apostolaat richt zich echter vooral op de moeder. Ongetwijfeld spreekt in haar de stem van de natuur en legt in haar hart het verlangen, de vreugde, de moed, de liefde, de wil, zorg te dragen voor het kind. Maar om de bekoring tot kleinmoedigheid in al haar vormen te kunnen overwinnen, moet die stem versterkt worden en als het ware een bovennatuurlijke klank krijgen. Uw taak is het, de jonge moeder niet zozeer met woorden, als door heel uw levenswijze en gedrag de grootheid, schoonheid en verhevenheid te doen begrijpen van het leven, dat ontwaakt, zich ontwikkelt en leeft in haar schoot, dat uit haar geboren wordt, dat zij in haar armen draagt en voedt aan haar borst. Uw taak is het voor haar ogen en in haar hart te doen stralen het groot geschenk van Gods liefde voor haar en haar kind. In talrijke voorbeelden laat de H. Schrift u de echo horen van de smeekbeden en daarna van de liederen van dankbare vreugde van zoveel moeders, die eindelijk werden verhoord, na lang onder tranen de gunst van het moederschap te hebben afgesmeekt. Zelfs de smarten, die de moeder na de erfzonde lijden moet om aan haar kind het leven te schenken, kunnen de band, die hen beiden verbindt, alleen maar versterken. Zij heeft het kind des te meer lief, naarmate het haar meer smart heeft gekost. Dit is met roerende en diepe eenvoud uitgedrukt door Hem, die het moederhart gevormd heeft: “De vrouw in barensnood is bedroefd, omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de weeën uit vreugde, dat er op de wereld een mens geboren is.” (9) Bovendien schildert de Heilige Geest door de pen van de Apostel Paulus nog eens de grootheid en vreugde van het moederschap. God schenkt aan de moeder het kind, maar terwijl Hij het schenkt, laat Hij haar daadwerkelijk meewerken tot het ontluiken van de bloem, waarvan Hij de kiem in haar schoot had gelegd en deze medewerking wordt een weg, die haar voert tot haar eeuwige zaligheid: “De vrouw zal zalig worden door het voortbrengen van kinderen.” (10)
Uw apostolaat voor het kind als een “zegen”
Deze volmaakte overeenstemming van geloof en rede is voor u een waarborg, dat gij de volle waarheid bezit en dat gij volkomen veilig uw apostolaat van eerbied en liefde voor het ontluikende leven kunt voortzetten. Als gij dit apostolaat weet uit te oefenen bij de wieg, waarin het pasgeboren kind schreit, dan zult gij gemakkelijk datgene kunnen bereiken, wat gij krachtens uw beroepsovertuiging in overeenstemming met de wet van God en van de natuur meent te moeten voorschrijven voor het welzijn van moeder en kind.
Wij behoeven overigens u, die er ondervinding van hebt, niet te bewijzen, hoe noodzakelijk tegenwoordig dit apostolaat van eerbied en liefde voor het nieuwe leven is. Het komt helaas dikwijls voor, dat reeds een voorzichtig zinspelen op kinderen als een “zegen” voldoende is, tegenspraak of misschien zelfs spot uit te lokken. Veel vaker wordt gedacht en gesproken over de zware “last” van de kinderen. Hoe is die mentaliteit in strijd met de gedachte van God en de taal van de H. Schrift, en ook met het gezond verstand en het natuurlijk gevoel! Al zijn er ook toestanden en omstandigheden, waarin de ouders zonder de wet van God te overtreden de “kinderzegen” mogen ontwijken, toch geven deze gevallen van overmacht niet het recht valse opvattingen te scheppen, de waarden omlaag te halen en de moeder te minachten, die de moed en de eer heeft gehad het leven te schenken aan een kind.
Uw zorg voor het bovennatuurlijk heil van het kind
Wat wij tot nu toe zeiden heeft betrekking op de bescherming van en de zorg voor het natuurlijk leven; maar het geldt des te meer voor het bovennatuurlijk leven, dat het pasgeboren kind ontvangt door het doopsel. In de tegenwoordige heilsorde bestaat er geen ander middel, dit leven mee te delen aan het kind, dat nog niet het gebruik van het verstand heeft. En toch is de staat van genade op het ogenblik van sterven absoluut noodzakelijk om zalig te worden. Zonder deze is het niet mogelijk tot het bovennatuurlijk geluk, de zaligende aanschouwing van God te komen. Voor een volwassene kan een akt van liefde volstaan om de heiligmakende genade te verkrijgen en het doopsel te vervangen; voor het nog ongeboren of pasgeboren kind staat deze weg niet open. Neemt men dus in aanmerking, dat de liefde tot de naaste ons verplicht hem bij te staan in geval van nood; dat deze plicht des te ernstiger en dringen der is, naarmate het te geven goed of het te vermijden kwaad groter is en naarmate degene, die in nood verkeert, minder in staat is zichzelf te helpen en te redden, dan begrijpt men gemakkelijk, hoe uiterst belangrijk het is te zorgen voor het doopsel van een kind, dat het gebruik van de rede volkomen mist en dat in ernstig levensgevaar verkeert of zeker zal sterven. Ongetwijfeld rust deze plicht allereerst op de ouders; maar in geval van nood, wanneer men geen tijd te verliezen heeft of geen priester kan roepen, komt aan u de verheven taak toe het doopsel toe te dienen. Blijft dus niet in gebreke deze liefdedienst te bewijzen en dit actief apostolaat van uw beroep uit te oefenen. Moge het woord van Jezus voor u een steun en een bemoediging zijn: “Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.” (11) En bestaat er wel groter en schoner barmhartigheid dan aan de ziel van het kind tussen de drempel van het leven, die het nauwelijks heeft overschreden en de drempel van de dood, die het aanstonds zal overschrijden de intrede in de glorievolle en zalige eeuwigheid te verzekeren?