Ce premier congres
Tot de deelnemers aan het eerste internationaal congres voor histopathologie van het zenuwstelsel
Paus Pius XII
13 september 1952
Inleiding
1. Het belang van het congres
Dit eerste internationaal congres voor histopathologie van het zenuwstelsel is er in geslaagd een zeer breed terrein te bestrijken. Door een overzicht en een diepgaand betoog moest men de oorzaken en de eerste sporen van de ziekten van het zenuwstelsel in stricte zin en van de zg. psychische ziekten in een juist perspectief plaatsen. Ook heeft men een rapport aangeboden en een uitwisseling van gedachten gehouden over de wetenschap en de nieuwste ontdekkingen omtrent de aandoeningen van de hersenen en van andere organen, aandoeningen, die de oorsprong en de oorzaak vormen van zenuwziekten, zoals psychopathieën. Het ging hier inderdaad over ontdekkingen, die men ten dele door geheel nieuwe middelen en door nieuwe methoden had verkregen. Het aantal en de herkomst van de deelnemers en vooral van de rapporteurs bewijst, dat de geleerden van de meest verschillende landen en volkeren hun ondervindingen hebben uitgewisseld tot wederzijdse verrijking en in het belang van de wetenschap van de individuele zieke en van de gemeenschap.
2. De paus wil wijzen op de grenzen, die door de zedelijke rechten en plichten worden opgelegd aan de medische wetenschap
Gij zult van ons geen behandeling verwachten van de medische vraagstukken, waarmee gij u bezig houdt. Dat is uw terrein. Gij hebt in deze dagen een algeheel overzicht gekregen van het uitgestrekt terrein van uw onderzoekingen en uw werkzaamheden. Wij willen nu – om tegemoet te komen aan het verlangen, dat gij zelf geuit hebt – uw aandacht vestigen op de grenzen van dit terrein, niet op de grenzen van de medische mogelijkheden, van de theoretische en praktische medische kennis, maar op de grenzen van de zedelijke rechten en plichten. Wij zouden de tolk willen zijn van het zedelijk geweten van de onderzoeker, van de geleerde en van de praktizerende arts, van het zedelijk geweten zowel van de mens als van de christen, die allen trouwens hier dezelfde weg volgen.
3. De paus gaat de wezenlijke principes aangeven
In uw rapporten en discussies hebt gij vele nieuwe wegen in het kort besproken, maar er blijven nog veel vraagstukken onopgelost. Uw onderzoekende geest met zijn vastbesloten stoutmoedigheid spoort u aan om de zo pas ontdekte wegen verder op te gaan en door te trekken, om nog andere te zoeken en om de methoden te verbeteren. De ernstige en bekwame geneesheer zal vaak met een soort spontane intuïtie de zedelijke geoorloofdheid zien van de behandeling, die hij van plan is te doen en hij zal daarbij volgens zijn geweten handelen. Maar er kunnen zich ook gevallen voordoen van behandeling, waarbij hij niet die zekerheid heeft, waarbij hij misschien het tegenovergestelde met zekerheid ziet of meent te zien, waarbij hij twijfelt en weifelt tussen het ja en het neen. De arts als mens stelt zich niet tevreden om van medisch standpunt na te gaan, wat hij kan beproeven en waarin hij kan slagen, hij wil ook zekerheid hebben inzake de morele mogelijkheden en verplichtingen. In enkele trekken willen wij de wezenlijke princiepen uiteenzetten, die een antwoord op deze vraag mogelijk maken. De toepassing op de bijzondere gevallen moet gij als artsen zelf maken, omdat alleen de arts dikwijls ten volle doordringt in het medisch gegeven in zichzelf en in zijn gevolgen, en omdat zonder een juiste kennis van het medische feit het onmogelijk is te bepalen, welk zedelijk princiep op de behandeling in kwestie van toepassing is. De medicus ziet de medische kant van het geval, de moralist de zedelijke normen er van. Gewoonlijk zullen deze gegevens, door elkander nader te verklaren en elkander nader aan te vullen, een veilig oordeel over de zedelijke geoorloofdheid van het geval in zijn concrete situatie mogelijk maken.
4. Men beroept zich bij de toepassing van nieuwe methoden op drie beginselen
Om nieuwe medische procédé’s, nieuwe medische proeven en methoden van onderzoek en behandeling zedelijk te rechtvaardigen, beroept men zich vooral op drie beginselen:
1) het belang van de medische wetenschap,
2) het persoonlijke belang van de te behandelen patiënt,
3) het belang van de gemeenschap, het “bonum commune” (algemeen welzijn).
5. Wat hiervan te denken?
Wij stellen de vraag: hebben deze drie belangen – elk op zichzelf, of tenminste alle drie tezamen beschouwd – een absolute waarde om de medische behandeling te motiveren en te rechtvaardigen? Zijn zij slechts van kracht binnen bepaalde grenzen? Welke zijn in het laatste geval die grenzen? Wij zullen trachten hierop een kort antwoord te geven.
1. Het belang van de wetenschap als rechtvaardiging van het onderzoek en van het gebruik van nieuwe methoden
1.1. De waarde van de medische kennis op zich
De wetenschappelijke kennis heeft haar eigen waarde op het gebied van de medische wetenschap – niet minder dan op andere wetenschappelijke gebieden, zoals bijv. de physica, de chemie, de cosmologie, de psychologie – een waarde, die men zeker niet mag verkleinen en die zich geheel onafhankelijk van het nut en het nuttig gebruik van de verkregen kennis opdringt. Ook leveren de kennis als zodanig en de volledige kennis van de gehele waarheid geen enkel zedelijk bezwaar op. Krachtens datzelfde beginsel zijn het zoeken naar en het verkrijgen van de waarheid met het oog op nieuwe kennis en op nieuw begrip, waardoor men breder en dieper in die waarheid doordringt, op zichzelf in overeenstemming met de zedelijke orde.
1.2. Een methode, die deze kennis vergroot, is daarom nog niet per se geoorloofd
Maar dat betekent niet, dat elke methode, of zelfs een enkele bepaalde methode van wetenschappelijk en technisch onderzoek volledig morele garantie biedt of nog sterker, dat elke methode geoorloofd wordt alleen door het feit dat zij onze kennis vergroot en verdiept. Het komt soms voor, dat een methode niet in de praktijk kan worden toegepast, zonder dat daar. door het recht van anderen wordt benadeeld, of zonder dat een zedelijk voorschrift van absolute waarde wordt geschonden. In zo’n geval is de methode, ofschoon men de vermeerdering van kennis op het oog heeft en daar terecht naar streeft, moreel niet toelaatbaar. Waarom dan? Omdat de wetenschap niet de hoogste waarde is waaraan alle andere orden van waarden – of in dezelfde orde van waarden alle bijzondere waarden – ondergeschikt zouden zijn. In de wetenschap zelf dus, evenals bij het zoeken en verkrijgen ervan moet men de rangorde van waarden handhaven. Hier zijn duidelijk omschreven grenzen, die zelfs de medische wetenschap niet zonder schending van hogere regels van de zedelijke orde kan overschrijden. De vertrouwelijke betrekkingen tussen arts en patiënt, het persoonlijk recht van de patiënt op het physieke en geestelijke leven in zijn psychische en morele onschendbaarheid, dat zijn o.a. waarden, die hoger staan dan het belang van de wetenschap. Wat wij hier vastgesteld hebben, zal hierna nog duidelijker worden.
1.3. De paus verwerpt een valse stelling
Ofschoon het “belang van de wetenschap” als een authentieke waarde moet worden erkend, die de mens volgens de zedenwet gerust mag bewaren, vermeerderen en verdiepen, mag men toch niet het volgende beweren: “Gesteld dat het duidelijk is, dat de tussenkomst van de arts bepaald wordt door een wetenschappelijk belang en dat hij de voorschriften van zijn beroep nakomt, dan zijn er geen grenzen voor de methode tot vermeerdering, en verdieping van de medische wetenschap.” Zelfs op deze voorwaarde mag men dit beginsel nog niet zonder meer toegeven.