De evaluatie van de Euthanasiewet: een verkapt pleidooi voor normalisering van de euthanasiepraktijk

Slotsom
De evaluatie leert dat de Wtl over het algemeen goed functioneert. De onderzoekers concluderen dat elk van de doelen die de wetgever destijds voor ogen had, rechtszekerheid, transparantie en kwaliteitsbevordering, min of meer is gerealiseerd. Toch stellen zij voor de wettekst op onderdelen te wijzigen. De aanbevelingen die zij doen, houden zij ten onrechte voor niet wezenlijk. Verdere decriminalisering is het devies: minder strafrecht en meer ruimte voor de normativiteit van het normale medische handelen. Achter de voorgestelde wetswijzigingen – bijkomstig op het eerste gezicht – blijkt een pleidooi schuil te gaan voor de normalisering van de euthanasiepraktijk.

Het lijkt de onderzoekers evenwel te zijn ontgaan, maar misschien is het een feit waarbij ze zich domweg niet hebben willen neerleggen, dat bereiking van het eerste doel – rechtszekerheid – maar in beperkte mate de uitkomst van een wet als de Wtl kan zijn. Patiënten kunnen aan de Wtl immers geen recht op euthanasie of hulp bij zelfdoding ontlenen. De wet steekt nu eenmaal niet zo in elkaar dat een geuite stervenswens een afdwingbaar subjectief recht tot gevolg heeft. Anderzijds heeft diezelfde wet de artsen welbeschouwd niet meer te bieden dan een procedure en wat globaal geformuleerde zorgvuldigheidseisen. Gegeven de fundamentele waarden die in het geding zijn, gegeven het compromis dat de politiek gemeend heeft te moeten zoeken en gegeven de complexe werkelijkheid van einde-van-leven-situaties, is het ook moeilijk voorstelbaar dat de wetgever – nadat eenmaal besloten was om de materie voorwerp van regeling te maken – een en ander anders had kunnen regelen. Echter, het mag bepaald niet worden uitgesloten dat het vastgestelde goede functioneren van de Wtl terug te voeren is op diezelfde rechtsonzekerheid. Gevoegd bij de dreiging die van het strafrecht uitgaat, lijken de artsen zich vast te klampen aan het weinige waarin de wetgever wel heeft voorzien. Zo bezien voldoet de Wtl niet ondanks maar juist dankzij het strafrecht. En zo bezien is er niets dat voor de normalisering van de Nederlandse euthanasiepraktijk pleit.

Noten
1. Wet van 12 april 2001, Stb. 194, houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulP bij zelfdoding).
2. ZonMw, Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, ZonMw, Den Haag 2007.
3. Wet van 7 maart 1991, Stb. 130, houdende nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging (Wet op de lijkbezorging).
4. Voor een goed begrip van het Nederlandse euthanasierecht raadplege men E. Pans, De normatieve grondslagen van het Nederlandse euthanasierecht, Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2006.
5. Artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
6. Kamerstukken 11, 2006/07, 30 891, nr. 4, p. 34.
7. Evaluatie, p. 29, 240-241.
8. De begrippen ‘normaal medisch handelen’ en ‘niet-normaal medisch handelen’ zijn op enig moment in zwang gekomen in het Nederlandse euthanasiedebat. De artsenorganisaties hechtten eraan om levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding te kwalificeren als niet-normaal medisch handelen. Op normaal medisch handelen is de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing (en alle beroepsnormen die daaraan invulling geven), op niet-normaal medisch handelen niet. De bepalingen van de Wgbo betreffen immers in beginsel ‘verrichtingen ( … ) rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, ( … )’. Zie artikel 7: 446 lid 2 onder a BW.
9. Evaluatie, p. 29,240.
10. T.a.p.
11. Kamerstukken 11, 1997/98, 26000, nr. 3.
12. Evaluatie, p. 30, 249-252.
13. Evaluatie, p. 29, 238-239.

Samenvatting
Eerder dit jaar werden de resultaten van het eerste onderzoek naar de werking van de Euthanasiewet bekend. De evaluatie leert dat deze wet over het algemeen goed functioneert. Niettemin stellen de onderzoekers voor de wet op onderdelen te wijzigen. Daarbij gaat het niet om relatief onbeduidende aanpassingen. Zij komen neer op een verdergaande decriminalisering van de Nederlandse euthanasiepraktijk. Betoogd wordt dat dit onwenselijk is.

Summary
Earlier this year the evaluation of the Dutch act on euthanasia was completed. Generally speaking, the act appears to be functioning well. However, the drafters of the report recommend some changes in the law. These changes are not insignificant. In effect, they amount to a further decriminalization of the practice of euthanasia in the Netherlands. The proposed changes are discussed and rejected.

Overgenomen met toestemming van Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek en Uitgeverij van Gorcum.

Download pdfEvaluatie van de euthanasiewet – Buijsen