Tot hoever reikt de macht van de mens over de eigen voortplanting ?

5. Voortplantingstechnieken zonder enig verlies aan embryo’s wel geoorloofd?
Bij ingrijpen in de menselijke voortplanting moeten drie fundamentele zaken worden geëerbiedigd (DP nr. 12):
1. Het recht op leven en op lichamelijke integriteit van iedere mens van de conceptie tot de natuurlijk dood, zoals reeds besproken;
2. De eenheid van het huwelijk, hetgeen het gebruik van donorzaad en donoreicellen afkomstig van anderen dan de huwelijkspartners uitsluit (vgl. ook DV nr. II,A,2);
3. Het kind moet de vrucht zijn van de seksuele gemeenschap tussen de echtgenoten en mag niet het product zijn van een techniek.

Dat voortplantingstechnieken ‘kunstmatig’ zijn, in de zin dat ze van het normale verloop van natuurlijke processen afwijken, is op zich geen reden om ze af te wijzen (DP nr. 12; DV Inleiding, 3). Technisch ingrijpen in de voortplanting is niet ongeoorloofd. Hormonale behandeling teneinde de vruchtbaarheid bij de vrouw te stimuleren en chirurgische operaties om de doorgankelijkheid van de eileiders te herstellen zijn toegestaan (DP 13). Het is ook aanvaardbaar om zaad dat bij de seksuele gemeenschap in de vagina is ingebracht, maar door anatomische afwijkingen de baarmoeder onvoldoende binnen kan dringen, met een spuit op te zuigen en in de baarmoeder te injecteren. Technieken die de huwelijksdaad assisteren om een bevruchting te bewerkstelligen zijn aanvaardbaar (DV II,B,6; DP nr. 12).

Een probleem ontstaat wanneer een voortplantingstechniek de huwelijksdaad vervangt. Dan is het kind namelijk het ‘product’ van een techniek die door derden in het laboratorium wordt toegepast en niet de vrucht van de ouderliefde. De huwelijksliefde omvat een totale wederzijdse gave van man en vrouw aan elkaar. Een totale gave van de menselijke persoon betekent een gave op geestelijk en op lichamelijk vlak, omdat het lichaam — in tegenstelling tot de heersende opinie in de huidige Westerse cultuur – geen bijkomstige, maar een essentiële dimensie is van de menselijk persoon. Het kind is daarom alleen de vrucht van de totale gave van man en vrouw aan elkaar, als het is verwekt door de huwelijksdaad, die de authentieke uitdrukking is van die gave op lichamelijk gebied (DKII,B,4-5; DP nr. 16).

Omdat bij kunstmatige inseminatie en bij reageerbuisbevruchting de huwelijksdaad wordt vervangen door een techniek, is de toepassing ervan ethisch ongeoorloofd. Wel zijn bij deze voortplantingstechnieken een (biologische) vader en moeder betrokken. Veel radicaler is het klonen, waarbij niet alleen de huwelijksdaad is vervangen door een techniek, maar het tot stand komen van een nieuw individu volstrekt aseksueel is en geen enkel verband heeft met een wederzijdse zelfgave van huwelijkspartners (DP nr. 28). Het nieuwe individu dat ontstaat door kerntransplantatie, komt voort uit een bestaand individu, waarvan het een genetische kopie is. Eigenlijk wordt zo een tweeling gecreëerd, maar dan met verschil in leeftijd. In Dignitas Personae wordt tevens het moedwillig voorbeschikken van de genetische identiteit als een schending gezien van de menselijke waardigheid van het betrokken individu: “Als klonen gedaan zou worden omwille van de voortplanting, zou dit aan het daaruit ontstane individu een voorbeschikte genetische identiteit opleggen, waardoor hij … onderworpen zou zijn aan een vorm van biologische slavernij, waarvan hij zich maar heel moeilijk zou kunnen bevrijden” (DP nr. 29).

In reactie op de eerste successen met het kloneren van kikkers vond de Engelse bioloog Haldane in 1963 dat het kloneren van mensen kan bijdragen aan de toename van het aantal grote denkers, grote atleten en mensen met een mooi uiterlijk. (22) In 1997 sprak de International Academy of Humanism zich uit ten gunste van het kloneren van mensen in een open brief, ondertekend door onder meer Francis Crick, een van de ontdekkers van de structuur van het DNA in 1953, SimoneVeil, voorheen voorzitster van het Europese Parlement, en de Nederlandse anesthesist Pieter Admiraal. Daarin werd gewaarschuwd tegen theologische scrupules: “De mogelijke voordelen van het kloneren kunnen zo immens zijn dat het een tragedie zou zijn als oude theologische scrupules tot een ‘Luddite-achtige’ afwijzing van kloneren zouden leiden.” (23) Één van de ondertekenaars, de fervente atheïst Dawkins, zei ronduit: “Het zou mij persoonlijk fantastisch lijken een kleine kopie van mezelf te kunnen zien, vijftig jaar jonger, die een baseballpet draagt in plaats van een haarstukje tegen de zon en wordt opgevoed in de eerste decaden van de eenentwintigste eeuw.” (24) Over het algemeen bestaat er echter grote maatschappelijke weerstand tegen reproductief kloneren. Het wordt verboden door de Nederlandse Embryowet, die sinds 1 september 2002 van kracht is (art. 24, f).

Tot slot
De indruk na deze uiteenzetting zou bij een aantal toehoorders kunnen zijn: is dit niet een erg negatief relaas? Er mag meer niet dan wel, als we het hebben over menselijk ingrijpen in de voortplanting. We moeten echter voor ogen houden dat wanneer een techniek, toegepast binnen het kader van de voortplanting, negatief uitpakt als een schending van de menselijke waardigheid, de Kerk de plicht heeft om zich daar negatief over uit te laten. De negativiteit komt niet van de kant de Kerk, maar ligt besloten in de desbetreffende techniek. De grondhouding van de Kerk is positief, in die zin dat zij Gods scheppingsordening voorhoudt, ja’ zegt op het leven van de mens die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, en de mens helpt om zijn taak als rentmeester van de schepping goed te kunnen volbrengen. Dit ziet de Kerk als haar plicht. Het vervullen hiervan impliceert “moedig verzet tegen alle praktijken die leiden tot ernstige en onrechtvaardige discriminatie tegen ongeboren mensen, die de waardigheid van een persoon hebben, net zoals alle anderen die geschapen zijn naar Gods beeld. Achter ieder ‘nee’ in de moeilijke taak onderscheid te maken tussen goed en kwaad, schittert een groot ‘ja’ voor de erkenning van de waardigheid en de onvervreemdbare waarde van iedere unieke mens die tot leven geroepen is” (DP nr. 37).

Deze lezing is gehouden op 26 september 2009 tijdens een symposium van de stichting Cure and Care in conferentieoord Zonnewende te Moergestel.

image_pdfimage_print